Au Salon, terugblik op 19de eeuwse salonmuziek
Au Salon 1825-185 │ Franches Dhont, Emma Wills, Thomas Boodts │ Et'Cetera
Op Au Salon nemen Emma Wills (romantische gitaar), Thomas Boodts (pianoforte) en sopraan Franches Dhont ons mee naar de salons van de 19de eeuw (1825-1850), toen de hogere middenklasse vaak huisconcerten organiseerde. Deze bijeenkomsten waren een vorm van ontspanning én een manier om status te tonen. Frappant genoeg, en hoewel de historische context van deze CD boeiend is en de musici een uitstekende uitvoering neerzetten, kan niet worden ontkend dat de sfeer van deze salonmuziek – zeker op deze opname – overwegend melancholisch is.
De CD begint met twee liederen van Franz Schubert: Iphigenia (D573) en Dass sie hier gewesen (D775). Schubert, meester in het verklanken van emotie, zet meteen een introspectieve, melancholische toon die de rest van het album kleurt. Ook de Barcarole van de Hongaarse componist en gitarist Johann Kaspar Mertz (1806-1856) is eerder somber van aard. Misschien niet verwonderlijk, Mertz leed aan zenuwpijnen en stierf in 1856 aan leverschade ten gevolge van veel te hoge dosissen medicijnen.
Iets frivoler is het Grand Duo opus 86 van de Italiaanse componist en gitarist Ferninando Carulli (1770-1841). Het stuk bestaat uit drie delen waarin de gitaar en pianoforte elkaar aanvullen en dialogeren. De Arpeggione Sonate in A mineur van Franz Schubert is een uniek werk geschreven in 1824 voor een instrument dat vandaag de dag vrijwel verdwenen is: de arpeggione. Dit instrument, een hybride van gitaar en cello, was kort populair, maar viel snel in onbruik. Daarom horen we op deze cd een versie voor pianoforte en gitaar. Ook dit werk reflecteert Schuberts neiging tot introspectie, hoewel de finale wat levendiger is.
De afsluitende stukken, twee liederen van de Spaanse gitarist en componist Fernando Sor (1778-1839) lijken een metaforische afsluiting van de CD. Sor staat bekend om zijn verfijnde composities die de gitaar tot een volwaardig klassiek instrument maakten. Ook hier blijft er een zekere somberheid hangen. Het is bijna alsof de luisteraar zich aan het eind van de CD realiseert dat deze muzikale salons misschien niet zo vrolijk waren als we ons zouden willen voorstellen. Het slotwerk Mon dernier mot blijft dan ook, symbolisch genoeg, het meest hangen.
Bart Debbaut, september 2024